Salariskloof tussen mannen en vrouwen groeit

Het salarisverschil tussen mannen en vrouwen is de afgelopen twee jaar groter geworden. Mannen verdienen nu gemiddeld 7,4 procent meer dan vrouwen voor hetzelfde werk, blijkt uit het Nationaal Salaris Onderzoek. Twee jaar geleden was de kloof 5 procent.

Sinds die tijd heeft 70 procent van de mensen in loondienst een salarisverhoging gehad, maar mannen hebben daar meer van geprofiteerd dan vrouwen. Mannen kregen er gemiddeld 16 procent bij, vrouwen 9 procent.

Volgens Jaap van Muijen, onderzoeker van Nyenrode, ontstaat een loonkloof al snel omdat binnen dezelfde salarisschaal mannen vaak hoger starten dan vrouwen.

Ook noemt hij werkonderbreking bij vrouwen als issue. Omdat vrouwen, vaker dan mannen, een periode niet of minder werken vanwege kinderen of mantelzorg, zijn er geen of minder gesprekken over doorgroeien of salarisverhoging.

Waarom die loonkloof tussen mannen en vrouwen in de afgelopen twee jaar groter is geworden, is niet helemaal te zeggen. Van Muijen: “Een verklaring zou kunnen zijn dat er veel onderhandeld is en dat mannen zich daarbij tougher hebben opgesteld.”

De onderzoeker zou niet willen dat deze uitkomsten worden gebruikt om te zeggen dat vrouwen dus tougher moeten onderhandelen: “Het is echt aan de werkgevers om te laten zien hoe ze ervoor zorgen dat de lonen binnen een bedrijf of organisatie zo eerlijk mogelijk zijn verdeeld.”

De loonkloof tussen mannen en vrouwen groeit zowel bij theoretisch als praktisch opgeleide werknemers. Doorgaans verdienen theoretisch opgeleiden meer dan praktisch opgeleiden.

Van Muijen wijst erop dat theoretisch opgeleide mannen vaak optimaler gebruikmaken van aanvullende arbeidsvoorwaarden. Denk aan bonussen, een auto van de zaak en andere regelingen die een gunstig impact hebben op wat iemand uiteindelijk overhoudt aan salaris.

Het onderzoek laat zien dat er bij praktisch opgeleid personeel in toenemende mate het salaris niet voldoende is om de maandelijkse kosten te dekken. Dat geldt voor 20 procent van de fulltime eenverdieners, maar ook voor 18 procent van de tweeverdieners.