Het kabinet gaat het Duitse energiebedrijf RWE 331,8 miljoen euro betalen, omdat het bedrijf de kolencentrale in de Eemshaven minder moest laten draaien. Dat heeft demissionair Energieminister Rob Jetten (D66) de Tweede Kamer maandag meegedeeld in een transient. Jetten schrijft dat hij gehouden is aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het verdrag regelt compensatie voor exploitanten die gedwongen zijn hun productie te verminderen.
Het kabinet-Rutte III had besloten dat kolencentrales op maximaal 35 procent van hun productiecapaciteit moesten gaan draaien, zodat een CO₂-reductie gerealiseerd kon worden, waartoe de Hoge Raad de staat had opgedragen. De hoogste rechter bekrachtigde het Urgenda-vonnis, dat stelde dat de overheid meer moest doen om CO₂-uitstoot terug te dringen en waartegen de staat in cassatie was gegaan. Jetten stelt in de transient dat de productiebeperking ook daadwerkelijk tot een reductie van CO₂-uitstoot heeft geleid.
RWE zette samen met Uniper en Onyx, andere uitbaters van kolencentrales, in op zo’n 1,9 miljard euro aan compensatie. Jetten verwacht echter dat 730 miljoen voor de drie bedrijven volstaat, onder andere omdat de kolencentrales vorig jaar weer meer mochten produceren toen er een gastekort dreigde als gevolg van de oorlog in Oekraïne. RWE kan bezwaar aantekenen tegen het besluit, mocht het bedrijf vinden dat de compensatie onvoldoende is. Een besluit over compensatie voor Uniper en Onyx is niet genomen.
Eerder klaagden RWE en Uniper de staat aan vanwege de gedwongen sluiting van kolencentrales vanaf 2030, ook een maatregel die de overheid nam in reactie op het Urgenda-vonnis. Eind vorig jaar oordeelde de rechtbank in Den Haag al dat daar geen financiële compensatie tegenover hoeft te staan.